Organist, componist en hervormer van de religieuze muziek
Georg Schmitt werd geboren op 11 maart 1821 in Trier, Duitsland, in een muzikale familie. Op zijn vijftiende volgde hij zijn vader op als organist van de kathedraal van Trier — een vroege aanwijzing van zijn uitzonderlijke muzikale talent.
Al op jonge leeftijd verwierf hij bekendheid als componist van nationale liederen, zoals het Rheinlied “Dort, wo der alte Rhein mit seinen Wellen” (1840) en het Mosellied “Im weiten deutschen Lande”, geschreven voor een concours in 1846. In 1847 trouwde hij met Léontine Aline Pau de Saint-Martin, pianiste en telg uit een kunstenaarsfamilie. Ze kregen samen vijf kinderen, waaronder de filosoof Paul Georges Schmitt en de schilderes Noémie Schmitt.
Van 1848 tot 1849 verbleef Schmitt in de Verenigde Staten, waar hij diende als organist van de kathedraal van New Orleans. Daarna vestigde hij zich definitief in Parijs, waar hij van 1850 tot 1863 de prestigieuze functie bekleedde van organist van Saint-Sulpice en kapelmeester van Saint-Germain-des-Prés. Later was hij ook organist van de Karmelietenkerk en docent aan de befaamde École Niedermeyer, die een belangrijke rol speelde in de renaissance van de kerkmuziek.
Als componist en denker was Schmitt diep beïnvloed door de caeciliaanse beweging, die streefde naar een herwaardering van de oude kerkmuziek en het gregoriaans. Hij werkte mee aan het Gregoriaans Congres van 1860, en was actief redacteur van het maandblad Le Plain-Chant, waarin hij tussen 1860 en 1870 ongeveer veertig artikelen publiceerde.
Georg Schmitts werk is omvangrijk en gevarieerd: 223 composities zijn bekend (opgenomen in de Georges-Schmitt-Werkverzeichnis), waarvan 153 bewaard zijn gebleven. Zijn oeuvre omvat onder meer:
Le Grand Orgue, Op. 13 (1854)
L’Art de Préluder sur l’Orgue, Op. 36, opgedragen aan Cavaillé-Coll (1861)
Grande Fantaisie (1863)
Fantaisie et Fugue, Op. 48 (1866)
Toccata in D, Op. 167
Nouvelle méthode d’orgue (1881)
O Salutaris (1855)
Regina Cœli (1855)
Tantum ergo, voor vierstemmig koor en orgel (1855)
Il dort, voor zang en piano (ca. 1878)
Les Oiseaux, Caprice, Op. 150 (1878)
Parafrasen op Rossini: Le Barbier de Séville, Prière d’Othello (1856)
La belle Madeleine, opéra-comique (1866)
Le mariage à l’enclume, opérette (1867)
Le Sinaï (1878), een symfonisch oratorium in drie delen over het volk van Israël
Georg Schmitt overleed op 7 december 1900 in Parijs. Hij werd begraven op de begraafplaats Père Lachaise, samen met zijn kinderen Paul en Noémie. Zijn leven belichaamt een internationale muzikale carrière: van de kathedraal van Trier tot de orgels van Parijs, van liturgische hervorming tot composities vol lyriek en devotie.
Zijn werk verdient hernieuwde aandacht als brug tussen de romantische orgeltraditie en de herleving van de oude kerkmuziek — met Schmitt als een veelzijdige en geëngageerde figuur in het Franse muziekleven van de 19e eeuw.