71 | Grisar Albert (1808-1869)

Albert Grisar (1808–1869) was een Belgische componist en muziekpedagoog, geboren in Antwerpen en later actief in Parijs, waar hij zijn meeste composities schreef en zijn carrière als operacomponist voortzette. Hij studeerde in Parijs bij Antoine Joseph Reicha en breidde zijn muzikale opleiding uit met Saverio Mercadante in Napels.

Grisar verwierf bekendheid door zijn opéra comiques, met werken als Le mariage impossible (1833) en Sarah (1836), die in de Opéra-Comique in Parijs werden uitgevoerd. Hij componeerde talrijke opera's, waaronder Le Carillonneur de Bruges (1852) en Le Joaillier de Saint-James (1862).

Naast zijn opera's componeerde Grisar ook werken voor het theater, zoals La Chatte merveilleuse (1862) en Les Bégaiements d’amour (1864). Zijn invloed als componist werd erkend, maar zijn muziek werd later overshadowed door andere grote namen. Grisar stierf in 1869 in Parijs, waar hij werd begraven na een succesvolle maar relatief korte carrière.

Zijn bekendste werken blijven zijn opéra comiques, die een belangrijke bijdrage leverden aan de Franse muziektraditie van de 19e eeuw.

Œuvres :

• Le Mariage impossible, Théâtre de la Monnaie, Bruxelles (1833) ;
• Sarah ou L’Orpheline de Glencoé, Opéra-Comique, Paris (1836) ;
• L’An mil, Opéra-Comique, Paris (1837) ;
• Lady Melvil / Le Joaillier de Saint-James, Théâtre de la Renaissance, Paris (1838) ;
• La Suisse à Trianon, Paris (1838) ;
• L’Eau merveilleuse, Théâtre de la Renaissance, Paris (1839) ;
• Les Travestissements, Paris (1839) ;
• Gille ravisseur, Opéra-Comique, Paris (1848) ;
• Les Porcherons, Opéra-Comique, Paris (1850) ;
• Bonsoir, monsieur Pantalon, Opéra-Comique, Paris (1851) ;
• Le Carillonneur de Bruges, Opéra-Comique, Paris (1852) ;
• Les Amours du diable, Théâtre Lyrique, Paris (1853) ;
• Le Chien du jardinier, Opéra-Comique, Paris (1855) ;
• Voyage autour de ma chambre, Paris (1859) ;
• Le Joaillier de Saint-James, opéra-comique en 3 actes, textes de Jules-Henri Vernoy de Saint-Georges et Adolphe de Leuven, Opéra-Comique (17 février 1862) ;
• La Chatte merveilleuse, Théâtre Lyrique, Paris (1862) ;
• Les Bégaiements d’amour, Paris (1864) ;
• Les douze Innocentes, Paris (1865) ;
• Le Procès (1867).