Lees vooral ook het verhaal op : https://fredvogels.com/blog/het-geheim-van-de-band-zonder-naam-bzn
In de lente van 1822, in Bordeaux, werd een meisje geboren dat de wereld zou verbazen. Ze heette Marie-Rosalie Bonheur, maar de wereld zou haar leren kennen als Rosa. Al jong wist ze dat haar hart niet klopte voor poppen of kanten jurken, maar voor dieren. Paarden, ossen, schapen—ze observeerde ze met een aandacht alsof ze de geheimen van hun zielen wilde vastleggen.
In een tijd waarin vrouwen nauwelijks serieus werden genomen in de kunst, koos Rosa haar eigen pad. Ze trok naar de markten, de boerderijen en zelfs de slachthuizen van Parijs om haar onderwerpen te bestuderen. Daarvoor vroeg ze een uitzonderlijke vergunning aan om mannenkleren te dragen—broek, jas, laarzen—zodat ze ongestoord tussen boeren en handelaren kon lopen. Terwijl de Parijse dames flaneerden over de boulevards, stond Rosa met schetsboek in de modder van de veemarkt.
Haar doorbraak kwam met het schilderij Labourage nivernais (1849), een lofzang op de eenvoud en de kracht van het platteland. Maar het was “Le Marché aux chevaux”, een monumentaal doek waarop paarden hun spieren spannen en stoom uit hun neusgaten blaast, dat haar definitief wereldberoemd maakte. Het schilderij reisde de wereld rond en bracht haar roem tot in Amerika.
Rosa leefde zoals ze schilderde: compromisloos. Haar atelier in de bossen van Fontainebleau werd een toevluchtsoord, gevuld met dieren die ze hield om hen van dichtbij te leren kennen. Ze deelde haar leven eerst met Nathalie Micas, later met Anna Klumpke, een Amerikaanse kunstenares die niet alleen haar geliefde maar ook haar biografe werd. Samen schreven ze een ander verhaal dan de maatschappij gewend was: dat van liefde en kunst buiten de gebaande paden.
Toen keizerin Eugénie haar in 1865 de Légion d’Honneur opspeldde—als eerste vrouw ooit—zei de keizerin: “Genius has no sex.” Rosa glimlachte. Ze had al lang bewezen dat talent sterker is dan regels of vooroordelen.
Op 25 mei 1899 sloot Rosa Bonheur haar ogen in Thomery, maar haar geest leeft voort in haar schilderijen, waar paarden voor eeuwig galopperen en koeien loom grazen in de zon. Op Père Lachaise rust ze, naast Anna Klumpke. Twee vrouwen die hun eigen weg kozen, en daarmee een spoor trokken dat nog altijd zichtbaar is.
Anna Elizabeth Klumpke werd in 1856 in San Francisco geboren, als dochter van Duitse immigranten. Toen ze nog klein was, verhuisde het gezin naar Europa. Ze groeide op tussen Parijs en andere steden, in een tijd waarin de kunstwereld voor vrouwen vaak gesloten deuren kende. Maar Anna was vastberaden. Ze wilde schilderen, ondanks een jeugd die getekend werd door ziekte: een botziekte maakte haar lichamelijk kwetsbaar, waardoor ze lange periodes in bed doorbracht.
Misschien was het juist die beperking die haar blik scherper maakte. Ze leerde kijken met een intensiteit die later in haar portretten te zien zou zijn. Uiteindelijk studeerde ze aan de Académie Julian in Parijs, een van de weinige kunstacademies die vrouwen toeliet. Daar ontwikkelde ze zich tot een portretschilderes die niet alleen uiterlijke trekken, maar ook karakter en ziel wist vast te leggen.
In 1898 veranderde haar leven voorgoed. Anna ontmoette de veel oudere, inmiddels wereldberoemde Rosa Bonheur. Wat begon als een portretopdracht groeide uit tot een diepe band. Anna trok in bij Rosa in het Château de By bij Fontainebleau, waar de schilderes haar dieren en landschappen creëerde. Het werd een late, maar intense liefdesgeschiedenis.
Slechts een jaar later, in 1899, overleed Rosa. Voor Anna brak een nieuw hoofdstuk aan. Ze bleef in het huis wonen en werd de bewaarder van Rosa’s nalatenschap. Ze schreef een biografie over haar geliefde, Rosa Bonheur: sa vie et son œuvre (1908), waarin ze niet alleen het kunstenaarschap, maar ook hun gezamenlijke leven met tederheid en respect beschreef.
Anna zelf bleef schilderen, vooral portretten van vrouwen en kinderen, vaak in zachte kleuren en met een psychologische diepgang die haar werk bijzonder maakte. Ze was ook betrokken bij de strijd voor vrouwenrechten in de kunst, en diende als rolmodel voor jongere kunstenaressen.
Toen zij in 1942 overleed, werd haar wens vervuld: ze werd bijgezet naast Rosa Bonheur op Père Lachaise. Twee vrouwen, afkomstig uit verschillende werelden – de ene uit Californië, de ander uit Bordeaux – die elkaar vonden in de kunst, en in de liefde.