Componist, pianist en stem van de moderne Franse ziel
Francis Poulenc was een van de meest uitgesproken en eigenzinnige componisten van de 20e eeuw. Zijn werk beweegt zich moeiteloos tussen ernst en ironie, spiritualiteit en wereldse lichtheid, sacraal en cabaret. Hij componeerde voor piano, kamerensemble, koor, orkest en opera, en wist daarbij telkens zijn herkenbare, melodieuze en toegankelijke stijl te behouden.
Geboren op 7 januari 1899 in Parijs als zoon van industrieel Émile Poulenc en amateurpianiste Jenny Royer, groeide Francis op in een intellectueel én muzikaal stimulerende omgeving. Zijn moeder leerde hem piano spelen; later kreeg hij les van de befaamde pianist Ricardo Viñes, een sleutelfiguur in het Franse muziekleven en vriend van Debussy en Ravel.
Hoewel hij geen traditionele conservatoriumopleiding genoot, wist Poulenc al op jonge leeftijd de aandacht te trekken met zijn eerste werken, zoals de liederencyclus Le Bestiaire (1918) op teksten van Apollinaire, en Trois mouvements perpétuels voor piano (1919). Zijn vroege stijl was speels, ritmisch en kort van stof — wars van de pathos die de laatromantiek had nagelaten.
Poulenc werd een van de zes leden van de Groupe des Six, een informele beweging van jonge Franse componisten (waaronder Honegger, Milhaud en Tailleferre) die zich afzette tegen de zwaarmoedige esthetiek van Wagner en het impressionisme van Debussy. Onder de vleugels van Jean Cocteau en Erik Satie ontwikkelde de groep een frisse, alledaagse en anti-pretentieuze muziektaal — speels, met een knipoog.
Toch was Poulenc meer dan alleen een ironicus. Na een spirituele hernieuwde bekering in de jaren 1930 begon hij religieuze werken te componeren, waaronder het indrukwekkende Stabat Mater (1950) en Gloria (1959). Zijn diep doorleefde opera Dialogues des Carmélites (1957), over een groep nonnen die tijdens de Franse Revolutie naar de guillotine worden geleid, behoort tot zijn meest aangrijpende en universele werken. Het slot — waarin de stemmen van de nonnen één voor één verstommen onder de val van het mes — is een van de meest indringende scènes uit het 20e-eeuwse muziektheater.
Poulenc zette talloze gedichten op muziek van schrijvers als Guillaume Apollinaire, Paul Éluard, Jean Cocteau en Louis Aragon. Zijn liedkunst is levendig, tekstgetrouw, en rijk aan expressieve nuances — en vormt een onmisbaar hoofdstuk in het Franse repertoire.
Tot op het einde van zijn leven bleef hij actief als pianist en componist. Zijn laatste optreden gaf hij in Maastricht. Kort daarna overleed hij plotseling op 30 januari 1963 in zijn woning in Parijs aan een hartaanval.
Francis Poulenc werd begraven op Père Lachaise, de rustplaats van zoveel geestverwanten. Zijn muziek, met haar lichtheid én ernst, blijft als geen ander de tegenstrijdigheden verzoenen van het Franse hart: speels én diepzinnig, ironisch én devoot — Poulenc was het allemaal.